Voor u liggen de eindejaarstips voor 2016. In deze tips hebben wij zo veel mogelijk rekening gehouden met de plannen van het kabinet voor volgend jaar. Een aantal van deze plannen is echter nog niet definitief omdat ze nog door de Tweede en Eerste Kamer moeten worden goedgekeurd.

De tips zijn onderverdeeld in zeven categorieën:

  1. Tips voor alle belastingplichtigen
  2. Tips voor ondernemers en rechtspersonen
  3. Tips voor de ondernemer in de inkomstenbelasting
  4. Tips voor de bv en de dga
  5. Tips voor werkgevers
  6. Tips voor de automobilist
  7. Tips voor de woningeigenaar

1. Tips voor alle belastingplichtigen

1. Houd rekening met de nieuwe tarieven in box 3
Met ingang van 1 januari 2017 verandert het uiterlijk van box 3. Het vaste forfaitaire rendement van 4% wordt vervangen door drie schijven met jaarlijkse veranderende rendementen. Voor de peildatum 1 januari 2017 zijn deze als volgt vastgesteld:

VermogensschijfVermogen
(na aftrek heffingsvrij vermogen)
Forfaitair rendementspercentage
1Minder of gelijk aan € 75.0002,87%
2Meer dan € 75.000 of minder of gelijk aan € 975.0004,60%
3Meer dan € 975.0005,39%

Het tarief in box 3 blijft wel 30%. Het heffingsvrij vermogen (een vast bedrag dat vrijgesteld is van belasting) wordt verhoogd naar € 25.000 per persoon.

Let op!
De nieuwe tarieven zijn voordeliger voor de lagere vermogens en nadeliger voor de hogere vermogens. Het omslagpunt ligt rond een vermogen van € 245.000 Tot dat vermogen betaalt u in 2017 effectief minder belasting over uw vermogen dan in 2016. Is uw vermogen groter, dan zult u in 2017 effectief meer belasting betalen over uw vermogen.

2. Beleg groen in box 3
Wilt u uw box 3 vermogen verlagen, denk dan ook eens aan groene beleggingen. Voor groene beleggingen geldt een vrijstelling in box 3 van maximaal € 57.213 (bedrag 2016). Heeft u een fiscale partner, dan bedraagt de vrijstelling voor u en uw partner gezamenlijk zelfs het dubbele (€ 114.426). Naast de vrijstelling in box 3 heeft u ook nog recht op een heffingskorting van 0,7% van het vrijgestelde bedrag in box 3.

Tip:
Check wel altijd eerst of het fonds waarin u wilt beleggen door de Belastingdienst is aangewezen als een groen fonds. Is dat niet het geval, dan geldt de vrijstelling en de heffingskorting namelijk niet.

3. Koop uw zaken voor persoonlijk gebruik nog dit jaar
Alle roerende zaken die voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt of verbruikt, hoeft u niet op te geven in box 3. Bij roerende zaken kunt u denken aan inboedel, een auto, boot of caravan maar bijvoorbeeld ook aan juwelen of een duur horloge. Bent u van plan binnenkort een dergelijke aanschaf te doen, zorg dan dat u deze aanschaf uiterlijk 31 december heeft gedaan en betaald. In de box 3 heffing per 1 januari 2017 zal dit vermogen dan niet meer worden meegenomen.

Let op!
Er geldt een antimisbruikmaatregel. Kan de Belastingdienst namelijk aannemelijk maken dat u de zaken hoofdzakelijk ter belegging heeft gekocht, dan behoren deze zaken wel tot het vermogen in box 3. Ook als u deze zaken tevens persoonlijk gebruikt.

4. Investeer in kunst en wetenschap
Ook voorwerpen van kunst en wetenschap zijn vrijgesteld in box 3. Wilt u uw box 3-vermogen per 1 januari 2017 verlagen, overweeg dan een investering in voorwerpen van kunst of wetenschap.

Tip:
Ook hier geldt een antimisbruikmaatregel. De vrijstelling geldt niet als de voorwerpen voor ten minste 70% ter belegging dienen.

5. Word energieleverancier
Investeert u in zonnepanelen, dan levert dat een aantal financiële en fiscale voordelen op. De zonnepanelen hoeft u namelijk niet in box 3 op te geven, waardoor u een besparing in box 3 realiseert. Daarnaast kunt u de btw met betrekking tot de zonnepanelen terugvragen bij de Belastingdienst. U wordt namelijk als particulier met zonnepanelen voor de btw aangemerkt als ondernemer. Tenslotte gaan uw energiekosten omlaag omdat u zelf een deel van uw energie opwekt via de zonnepanelen. Door al deze voordelen zal het rendement op de zonnepanelen vele malen hoger zijn dan vandaag de dag op een gewone spaarrekening. Investeer daarom in zonnepanelen en word uw eigen energieleverancier.

6. Pleeg nog dit jaar onderhoud aan uw monumentenpand
Particuliere eigenaren kunnen de kosten van onderhoud aan hun rijksmonumentenpand in 2016 nog fiscaal in aftrek brengen. Vanaf 2017 is dit niet meer mogelijk omdat de aftrek van monumentenpanden wordt afgeschaft. Hiervoor in de plaats komt een subsidieregeling voor sober en doelmatig onderhoud van 25% van de onderhoudskosten. Hierbij komen onderhoudskosten van minimaal € 2.000 en maximaal € 10.000 voor subsidie in aanmerking. Per saldo bedraagt de subsidie derhalve minimaal € 500 en maximaal € 2.500 per jaar. Voor grootschalige ingrepen kan volledige financiering bij het revolving fund worden aangevraagd. Vanaf 2019 komt een heel nieuw financieel stelsel voor monumentenzorg.

Er komt een overgangsregeling in 2017 en 2018 in de vorm van een subsidieregeling voor eigenaren die onomkeerbare financiële verplichtingen zijn aangegaan. Deze overgangsregeling betreft een subsidie van 40% van de potentieel fiscaal aftrekbare onderhoudskosten. Deze subsidie moet in de periode van 1 januari 2017 tot 1 maart 2017 worden aangevraagd. Voorwaarde is dat de aanvrager aantoont dat hij in zijn investeringsplan is uitgegaan van de verwachting dat hij recht zou hebben op de fiscale aftrek voor monumentenpanden. Dit aantonen kan bijvoorbeeld door overlegging van een mededeling van de BBM (Belastingdienst Bureau Monumentenpanden) over de hoogte van de potentiële aftrek of een offerte van een bank waarbij rekening is gehouden met de aftrek. Daarnaast moet een verplichting met een financier of aannemer voor 1 januari 2017 zijn aangegaan.

Tip:
Pleeg en betaal uw onderhoud nog zoveel mogelijk in 2016. U kunt dan in ieder geval nog gebruik maken van de fiscale aftrek. Lukt dat niet, beoordeel dan of u in aanmerking komt voor de overgangsregeling.

7. Stel uw opleiding niet langer uit
Particulieren die een opleiding of studie voor een beroep volgen, kunnen alleen nog in 2016 en 2017 de kosten hiervan in aftrek brengen als scholingsuitgaven. Met ingang van 2018 vervalt deze aftrekpost. In plaats daarvan komt een regeling met scholingsvouchers voor mensen die uit zichzelf minder snel geneigd zijn om scholing te volgen, maar waarvan het maatschappelijk belang van scholingsdeelname groot is. De exacte invulling van de nieuwe regeling is nog niet bekend en wordt naar verwachting in het voorjaar 2017 in de Staatscourant gepubliceerd.

De verwachting is dat de scholingsvouchers met name terecht zullen komen bij mensen met een hoogste genoten opleiding op het niveau mbo-4 en mensen met maximaal een havo/vwo-diploma. Hoger opgeleiden zullen naar verwachting alleen toegang krijgen tot de regeling indien ze werkzaam zijn in een kwetsbaar beroep of sector. Voor de scholingsvouchers komt in periode 2018-2022 maximaal € 90,8 miljoen beschikbaar per jaar, daarna maximaal € 112 miljoen per jaar. Dit is een halvering van het budgettaire beslag van de aftrek scholingsuitgaven dat voor 2018 geraamd was op € 218 miljoen per jaar.

Let op!
De scholingsvouchers zijn bedoeld voor een gerichte doelgroep. De kans is aanwezig dat u niet tot deze doelgroep behoort. Start daarom nog dit jaar een opleiding of studie voor een beroep en profiteer nog tot en met 2017 van de fiscale aftrek.

Tip:
Er komt mogelijk nog een overgangsregeling voor studenten die een langdurige opleiding zijn aangegaan op het moment dat nog niet bekend was dat de aftrek scholingsuitgaven zou worden afgeschaft.

8. Koop nog dit jaar een lijfrente
Koop nog dit jaar een lijfrente of stort op uw lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht en creëer daarmee een extra aftrekpost. De betaalde bedragen zijn alleen aftrekbaar als sprake is van onvoldoende pensioenopbouw. Dit wordt bepaald aan de hand van de jaar- en reserveringsruimte. Laat u vooraf informeren over alle voorwaarden en de hoogte van de maximaal aftrekbare premie.

Tip:
Zorg dat u de bedragen in 2016 betaalt! Alleen dan kunt u deze nog in aftrek brengen in uw aangifte inkomstenbelasting 2016.

9. Voorkom belastingrente: verzoek om een voorlopige aanslag
Met betrekking tot uw aanslag inkomstenbelasting 2015 rekent de Belastingdienst vanaf 1 juli 2016 een rente van 4%. Dit is hoog, zeker in vergelijking met het huidige rendement op een spaarrekening. Voorkom dat u deze hoge rente verschuldigd wordt en controleer of uw voorlopige aanslag juist is. Is deze te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan.

Tip:
Vraag ook een nieuwe lagere voorlopige aanslag aan als uw voorlopige aanslag te hoog is. In tegenstelling tot vroeger kunt u niet meer “sparen” bij de Belastingdienst. De Belastingdienst vergoedt namelijk over het algemeen geen rente meer over een te hoge aanslag.

10. Vraag middeling aan bij schommelende inkomsten
Heeft u de afgelopen jaren sterk schommelende inkomsten gehad in box 1, dan heeft u misschien meer belasting betaald dan bij gelijkmatige inkomsten het geval zou zijn. In zo’n geval kunt u door middel van middeling proberen geld terug te vragen bij de Belastingdienst. Middeling vindt plaats door voor drie aaneengesloten kalenderjaren uit te gaan van de gemiddelde inkomsten. Houd hierbij rekening met een drempel van € 545. Alleen het meerdere boven deze € 545 krijgt u van de Belastingdienst terug.

Let op!
Middeling gaat niet automatisch. U moet hiervoor zelf een schriftelijk verzoek indienen bij de Belastingdienst.

naar boven


2. Tips voor ondernemers en rechtspersonen

11. Laat zien dat u bezig bent met een modelovereenkomst
Het zal u niet ontgaan zijn dat vanaf 1 mei 2016 de VAR niet meer geldig is. Vanaf die datum kunt u alleen nog zekerheid krijgen over de loonheffingen als u werkt met en volgens een door de Belastingdienst goedgekeurde modelovereenkomst. Als u op dit moment nog niet een dergelijke modelovereenkomst heeft afgesloten, hoeft u niet in paniek te raken. Er geldt namelijk een overgangsperiode die loopt tot 1 mei 2017. Gedurende deze periode krijgt u de tijd om uw werkwijze aan te passen. Om te voorkomen dat de Belastingdienst met terugwerkende kracht vanaf 1 mei 2016 kan naheffen, hoeft u dus nu nog niet klaar te zijn. U moet echter wel kunnen laten zien dat u zich inspant om te komen tot een juiste overeenkomst en werkwijze.

12. Werk volgens de modelovereenkomst
Maakt u gebruik van een modelovereenkomst, dan heeft u alleen vrijwaring als ook daadwerkelijk volgens die overeenkomst wordt gewerkt. Wordt in de praktijk afwijkend gewerkt, dan vervalt de vrijwaring en kan de Belastingdienst alsnog op dat moment beoordelen of wel of niet sprake is van een dienstbetrekking.

Let op!
Zorg daarom dat de modelovereenkomst waarmee u werkt in overeenstemming is met uw individuele omstandigheden en werkwijze. Kunt u een dergelijke modelovereenkomst niet vinden op de website van de Belastingdienst, leg dan tijdig uw eigen overeenkomst voor bij de Belastingdienst.

U heeft tot 1 mei 2017 de tijd om uw werkwijze aan te passen en uw modelovereenkomsten voor te leggen aan de Belastingdienst. Gedurende deze tijd zal de Belastingdienst een terughoudend handhavingsbeleid voeren. Vanaf 1 mei 2017 moet u uw zaken echter definitief op orde hebben.

Tip:
U bent niet verplicht om een modelovereenkomst af te sluiten, maar zonder goedgekeurde modelovereenkomst heeft u in ieder geval geen zekerheid.

13. Beoordeel of sprake is van een dienstbetrekking
De Belastingdienst beoordeelt de modelovereenkomsten uitsluitend op de gevolgen voor de loonheffingen en werknemersverzekeringen. Deze beoordeling betreft het antwoord op de vraag of sprake is van een dienstbetrekking. Voor de aanwezigheid van een dienstbetrekking dient in ieder geval aan de volgende drie voorwaarden te zijn voldaan:

  • De opdrachtnemer is verplicht persoonlijk arbeid te verrichten
  • De opdrachtgever is verplicht hiervoor een beloning te betalen.
  • Er is sprake van een gezagsverhouding tussen de opdrachtgever en de opdrachtnemer die vergelijkbaar is met werkgeversgezag.

De beoordeling of sprake is van een dienstbetrekking is niet eenvoudig te maken en is sterk afhankelijk van de feitelijke situatie. Als hulpmiddel kan gebruik worden gemaakt van het door de Belastingdienst gepubliceerde overzicht met bepalingen, die wel of juist niet tot een dienstbetrekking kunnen leiden. Daarnaast heeft de Belastingdienst haar beoordelingskaders van de modelovereenkomsten gepubliceerd.

Tip:
Zekerheid over wel of geen dienstbetrekking, heeft u alleen als u gebruik maakt van een goedgekeurde modelovereenkomst en u in de praktijk ook daadwerkelijk volgens die overeenkomst werkt.

14. Sluit fictieve dienstbetrekkingen tijdig uit
Een fictieve dienstbetrekking is een arbeidsrelatie die weliswaar geen echte dienstbetrekking vormt, maar waarvan de wet bepaalt dat deze voor de loonheffingen en werknemersverzekeringen toch als dienstbetrekking wordt aangemerkt. De fictieve dienstbetrekking vormt in veel situaties een adder(tje) onder het gras. Is namelijk geen sprake van een echte dienstbetrekking, kan onverwacht toch sprake zijn van een fictieve dienstbetrekking. Tot 1 mei 2016 hoefde u zich om die fictieve dienstbetrekking niet te bekommeren omdat de VAR-wuo en de VAR-dga automatisch voor uitsluiting van de fictieve dienstbetrekking zorgde. Onder de modelovereenkomsten is dat vanaf 1 mei 2016 echter anders.

Voorbeelden van fictieve dienstbetrekkingen zijn de fictieve dienstbetrekking voor gelijkgestelden en thuiswerkers. Deze fictieve dienstbetrekkingen kunt u echter redelijk eenvoudig voorkomen door in een schriftelijke overeenkomst die u sluit met uw opdrachtnemer op te nemen dat u gezamenlijk kiest om deze fictieve dienstbetrekkingen uit te sluiten. Zorg dat u deze overeenkomst sluit voordat de betaling van de beloning plaatsvindt.

Tip:
In veel algemene en branchespecifieke modelovereenkomsten is een dergelijk uitsluiting al standaard opgenomen. Controleer of dit het geval is. Maakt u een eigen modelovereenkomst die u voorlegt? Vergeet dan niet om de uitsluiting op te nemen.

Niet alle fictieve dienstbetrekkingen kunnen zonder meer in een modelovereenkomst worden uitgesloten. Een aannemer van werk en zijn hulp staan bijvoorbeeld in beginsel tot u in fictieve dienstbetrekking. Dit kunt u straks niet uitsluiten door een algemene uitsluiting in een modelovereenkomst. Alleen als de aannemer zijn werk uitvoert in de persoonlijke of huishoudelijke sfeer of als hij kan worden aangemerkt als zelfstandig ondernemer, zal geen sprake zijn van een fictieve dienstbetrekking.

Let op!
Er zijn nog meer fictieve dienstbetrekkingen. Overleg met onze adviseurs of in de verhouding met uw opdrachtnemers mogelijk sprake kan zijn van een dergelijke fictieve dienstbetrekking

15. Meld uw knelpunten bij het meldpunt modelovereenkomsten
Ondervindt u knelpunten met betrekking tot modelovereenkomsten, dan kunt u deze melden bij het knelpunt modelovereenkomsten. De Staatssecretaris heeft toegezegd alle knelpunten te inventariseren en voor 1 mei 2017 aan te pakken.

Tip:
Het melden kan via een speciaal online digitaal formulier.

16. Optimaliseer uw investeringsaftrek
Als u in 2016 voor meer dan € 2.300 investeert in bedrijfsmiddelen, heeft u recht op kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Deze aftrek geldt voor investeringen tussen de € 2.300 en € 311.242. Komt u onder de drempel van € 2.300? Dan kan het een overweging zijn om nog voor het eind van het jaar een investering te doen. Dreigt u het maximum van € 311.242 te overschrijden, dan kan lijkt het raadzaam uw investeringen uit te stellen naar 2017.

Tip:
Het kan ook lonen om grote investeringen te spreiden over meerdere jaren. De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek neemt namelijk af naarmate het totale investeringsbedrag groter wordt.

Voldoet u aan alle voorwaarden? Doe in de aangifte 2016 dan een beroep op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Heeft u in het verleden ook investeringen gedaan zonder beroep op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, dan kunt u alsnog binnen vijf jaar de Belastingdienst verzoeken om toepassing van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.

Let op!
Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de investeringsaftrek. Zo zijn bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van minder dan € 450 uitgesloten, maar ook uitgesloten zijn bijvoorbeeld goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer.

17. Extra investeringsaftrek voor milieu- en energiebewuste ondernemers
Voor de milieu- en/of energiebewuste ondernemers zijn er diverse interessante fiscale investeringsfaciliteiten, zoals de energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek (MIA) of de willekeurige afschrijving op milieubedrijfsmiddelen (VAMIL). Toets of u in aanmerking komt voor de EIA, MIA of VAMIL.

Let op!
Voor EIA en MIA/VAMIL moet u de investering melden bij RVO.nl. Dit moet binnen drie maanden nadat u de investeringsverplichting bent aangegaan. Bent u te laat, dan komt u niet meer in aanmerking voor de aftrek!

Het minimuminvesteringsbedrag voor de EIA en de MIA/Vamil is in 2016 € 2.500 per aanmelding. Het maximuminvesteringsbedrag voor de EIA is in 2016 € 120 mln. Met de EIA kunt u 58% van de investeringskosten aftrekken van de fiscale winst. Afhankelijk van de categorie waarin uw milieu-investering valt, kunt u met de MIA 13,5%, 27% of 36% van het investeringsbedrag in mindering brengen op de fiscale winst. Met de Vamil heeft u de mogelijkheid om 75% van de milieu-investering willekeurig af te schrijven.

Tip:
U kunt naast de EIA of de MIA/VAMIL ook gebruikmaken van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.

Voor toepassing van de EIA en de MIA/VAMIL moet u investeren in nieuwe bedrijfsmiddelen. Tweedehands bedrijfsmiddelen komen dus niet in aanmerking. Voor de kleinschaligheids-investeringsaftrek hoeft een bedrijfsmiddel niet nieuw te zijn.

18. Stel uw desinvestering uit tot volgend jaar
Heeft u in de afgelopen vijf jaar gebruik gemaakt van de investeringsaftrek en verkoopt u het bedrijfsmiddel weer of stoot u het bedrijfsmiddel af, dan krijgt u mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor u een gedeelte van de aftrek weer terug moet betalen. Houd hier rekening mee.

Tip:
Heeft u in 2012 geïnvesteerd in een bedrijfsmiddel en hiervoor investeringsaftrek genoten, dan loopt de desinvesteringstermijn af op 31 december 2016. Voor dit bedrijfsmiddel loont het de moeite om de desinvestering uit te stellen tot 2017. U voorkomt daarmee een desinvesteringsbijtelling.

Voor investeringen in 2011 en voorgaande jaren is de desinvesteringstermijn in 2016 al verlopen. Deze bedrijfsmiddelen kunt u ook in 2016 al desinvesteren zonder dat u te maken krijgt met een desinvesteringsbijtelling. Voor investeringen in 2013 en latere jaren verloopt de desinvesteringstermijn op zijn vroegst pas in 2018.

19. Vorm een herinvesteringsreserve voor een verkocht bedrijfsmiddel
Heeft u een bedrijfsmiddel verkocht en daarbij een boekwinst behaald, dan kunt u de belastingheffing over de boekwinst uitstellen door deze te reserveren in een herinvesteringsreserve. Voorwaarde is dat u een vervangingsvoornemen heeft en houdt. U kunt de herinvesteringsreserve maximaal drie jaar na het jaar waarin u het bedrijfsmiddel heeft verkocht, in stand houden. Investeert u binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan kunt u de herinvesteringsreserve afboeken op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel.

Tip:
Stelt u bepaalde vermogensbestanddelen ter beschikking aan bijvoorbeeld uw bv? Dan mag u als terbeschikkingsteller ook een herinvesteringsreserve vormen.

20. Laat uw herinvesteringsreserve niet verlopen
Laat de termijn voor in het verleden gevormde herinvesteringsreserves niet verlopen. Een herinvesteringsreserve die u in 2013 gevormd heeft, moet u nog vóór 31 december 2016 benutten. Doet u dat niet, dan valt de herinvesteringsreserve vrij en bent u belasting verschuldigd. Investeer daarom op tijd!

Let op!
Bij bijzondere omstandigheden en onder strikte voorwaarden kunt u de herinvesteringstermijn van drie jaar met toestemming van de Belastingdienst laten verlengen.

21. Voorkom verdamping van uw ondernemingsverlies
Beoordeel of uw ondernemingsverlies uit het verleden nog tijdig kan worden verrekend. U kunt namelijk in de vennootschapsbelasting uw verlies alleen verrekenen met de belastbare winst uit het voorafgaande jaar (carry-back), of met de winsten uit de komende negen jaar (carry-forward). Uw ondernemingsverlies in de inkomstenbelasting kunt u verrekenen in box 1 met positieve inkomsten uit de drie voorafgaande jaren en de negen volgende jaren.

Tip:
Dreigt uw verlies uit het verleden verloren te gaan vanwege het verlopen van de termijn? Beoordeel dan of er mogelijkheden zijn om uw winst dit jaar te verhogen. U kunt bijvoorbeeld bepaalde uitgaven uitstellen of omzetten eerder realiseren. Een in januari geplande verkoop van een bedrijfsmiddel wordt dan wellicht in december extra aantrekkelijk. Overleg met uw adviseur over de mogelijkheden.

Let op!
Heeft u in 2009, 2010 of 2011 gebruik gemaakt van de verruimde verliesverrekening, dan bedraagt uw voorwaartse verliesverrekening maximaal zes in plaats van negen jaar. Een openstaand verlies uit 2009 is dan al verloren gegaan met ingang van 2016. Een openstaand verlies uit 2010 kan dan alleen nog met een winst in 2016 verrekend worden en zal daarna verloren gaan.

22. Vraag een voorlopige verliesverrekening aan
Heeft u in 2015 een winst behaald, maar sluit u 2016 vermoedelijk af met een verlies? Dan kunt u de Belastingdienst na het indienen van de aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting 2016 verzoeken om een voorlopige verliesverrekening. De Belastingdienst zal dan alvast 80% van het vermoedelijke verlies verrekenen met de winst van 2015.

Let op!
Voorlopige verliesverrekening levert u een liquiditeitsvoordeel op, want u kunt sneller beschikken over een deel van het nog terug te verwachten belastinggeld. De voorlopige verliesverrekening wordt naderhand verrekend met de definitieve verliesverrekening.

Tip:
Heeft u in 2014 een winst behaald en heeft u 2015 met een verlies afgesloten? Vraag dan na indiening van de aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting 2015 om voorlopige verliesverrekening. Ook in dit geval zal de Belastingdienst dan alvast 80% van dit verlies uit 2015 verrekenen met de winst van 2014.

23. Beoordeel de hoogte van uw winst
Aan het eind van het jaar heeft u meer duidelijkheid over uw winstpositie. Beoordeel of uw winst in lijn ligt met de verwachtingen. Wellicht overschrijdt u net de belastingschijf in de vennootschapsbelasting van € 200.000. Hierboven bedraagt de belasting 25% in plaats van 20%. Of komt u in de inkomstenbelasting in het hoogste tarief? Het kan dan aantrekkelijk zijn om uw winst te verlagen door bijvoorbeeld een geplande investering over 2017 naar voren te halen. Houd hierbij wel rekening met de invloed die dit heeft op uw totale kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.

Tip:
Wijkt uw winst af, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag aan. Hiermee voorkomt u de hoge belastingrente of, bij een teruggave, voorkomt u dat uw geld renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.

24. Vraag uitstel van betaling aan
Kunt u uw belastingschulden (tijdelijk) niet op tijd voldoen? Vraag dan kort telefonisch uitstel van betaling aan de Belastingdienst. De Belastingdienst verleent maximaal vier maanden uitstel van betaling. De Belastingdienst verleent alleen kort telefonisch uitstel als:

  • uw totale openstaande belastingschuld minder dan € 20.000 bedraagt,
  • u nog geen dwangbevel heeft gekregen voor de openstaande belastingschuld,
  • in de openstaande belastingschuld geen onbetaalde vergrijpboete is begrepen,
  • u voor de openstaande belastingschuld niet eerder uitstel van betaling kreeg en
  • er geen sprake is van een aangifteverzuim, oftewel u heeft altijd tijdig aangifte gedaan.

Let op!
Een belastingschuld waarvoor u uitstel van betaling heeft in verband met een bezwaarschrift, telt niet mee voor de grens van € 20.000.

Houd er ook rekening mee dat de Belastingdienst u wel invorderingsrente in rekening brengt.

Tip:
Denkt u dat u uw openstaande belastingschulden niet binnen maximaal vier maanden kunt betalen? Vraag dan meteen schriftelijk uitstel van betaling aan voor een langere periode. De Belastingdienst verleent namelijk geen verder uitstel van betaling voor aanslagen waarvoor al eerder kort telefonisch uitstel van betaling is verleend.

25. Teruggaaf btw oninbare vordering vanaf 2017 eenvoudiger
U kunt btw die u al heeft afgedragen maar niet (meer) van uw debiteur kunt innen, terugvragen bij de Belastingdienst. Dit terugvragen wordt vanaf volgend jaar een stuk eenvoudiger. Zo kunt u de btw in ieder geval terugvragen één jaar nadat de factuur opeisbaar is geworden als de factuur op dat moment nog niet is betaald. Bovendien is een apart schriftelijk verzoek om teruggaaf niet meer nodig. U kunt het oninbare btw-bedrag gewoon in uw reguliere aangifte opnemen.

Tip:
Staat al voor het jaar om is buiten twijfel vast dat er geen betaling zal worden gedaan, dan hoeft u de éénjaarstermijn niet af te wachten maar heeft u op dat moment al recht op teruggaaf btw.

Let op!
Als een oninbare vordering later alsnog (deels) wordt voldaan, moet u de teruggevraagde btw weer terugbetalen aan de Belastingdienst.

26. Wacht niet met verzoek teruggaaf btw nu al oninbare debiteuren
Ondanks dat het terugvragen van btw vanaf 2017 eenvoudiger wordt, kunt u niet wachten met het terugvragen van btw op debiteuren die nu al oninbaar zijn. U moet deze btw namelijk terugvragen binnen één maand na afloop van het aangiftetijdvak waarin is gebleken dat de debiteur niet zal betalen. Dien daarom dit jaar nog het vereiste aparte schriftelijke verzoek in en vraag deze btw op tijd terug.

Tip:
De nieuwe termijn van één jaar gaat voor vorderingen die voor 1 januari 2017 zijn ontstaan, lopen met ingang van 1 januari 2017. Dit betekent dat voor bijvoorbeeld een vordering die opeisbaar is op 1 juli 2016 en die niet wordt betaald, de btw pas kan worden teruggevraagd op 1 januari 2018 (en dus niet op 1 juli 2017)! Dit is anders als in het voorbeeld op 1 juli 2017 vaststaat dat de vordering niet zal worden betaald. Dan kunt u wel op 1 juli 2017 de btw al terugvragen.

Stuur met uw schriftelijke verzoek de factuur en stukken waaruit de oninbaarheid van de vordering blijkt, mee. Denk daarbij bijvoorbeeld aan aanmaningen en stukken uit de administratie waaruit afboeking van de vordering blijkt. Bij een faillissement kan gedacht worden aan een brief van de curator waarin de curator meedeelt dat er geen uitdeling komt.

27. Houd rekening met terugbetaling btw niet betaalde crediteuren per 1 januari 2017
Op dit moment geldt nog dat u de btw die u heeft afgetrokken moet terugbetalen op het moment dat vaststaat dat u de facturen waarop deze btw betrekking had niet (geheel) zal betalen, dan wel (gedeeltelijk) terugontvangt. Deze correctie vindt in ieder geval plaats twee jaar nadat de facturen opeisbaar zijn geworden als deze op dat moment nog steeds niet zijn betaald. Deze termijn bedraagt vanaf 1 januari 2017 nog maar één jaar. Dit betekent dat de btw met betrekking tot alle facturen die tot en met 1 januari 2016 opeisbaar waren en die u op 1 januari 2017 nog niet heeft betaald, per 1 januari 2017 verschuldigd wordt en door u aan de Belastingdienst moet worden terugbetaald.

Let op!
Heeft u facturen die al langere tijd opeisbaar zijn, nog niet betaald? Houd er dan rekening mee dat u vanaf 1 januari 2017 de afgetrokken btw moet terugbetalen indien er één jaar na opeisbaarheid is verstreken.

28. Beoordeel levering bouwterrein in 2016 of 2017
In de btw-wetgeving staan limitatieve voorwaarden waaraan moet worden voldaan, wil er sprake zijn van een bouwterrein. Als er sprake is van een bouwterrein, is de levering van dat bouwterrein belast met btw. Door toepassing van de samenloopregeling is dan geen overdrachtsbelasting verschuldigd.

Europese rechtspraak zorgt voor een ruimere uitleg van het begrip bouwterrein. Op dit moment kan nog gekozen worden om de limitatieve voorwaarden van de wet dan wel de ruimere uitleg van de Europese rechter toe te passen. Op die manier kan de voor het specifieke geval de meest gunstige uitkomst worden gekozen. Vanaf 2017 wordt het wettelijke begrip bouwterrein echter verruimd en is de keuzeregeling niet meer mogelijk. Hierdoor zal eerder btw verschuldigd zijn over de levering van een terrein omdat deze onder de nieuwe wetgeving als bouwterrein kwalificeert.

Tip:
Door het vervallen van de keuzemogelijkheid kan het in individuele gevallen aantrekkelijk zijn de levering van een bouwterrein nog in 2016 te laten plaatsvinden.

29. Pas de KOR dit jaar nog toe
Indien u op jaarbasis maximaal € 1.883 aan btw (na aftrek van voorbelasting) verschuldigd bent, komt u in aanmerking voor de kleineondernemersregeling (KOR). In dat geval hoeft u een deel van de btw niet te voldoen. Er geldt zelfs een vermindering van 100% indien u op jaarbasis niet meer dan
€ 1.345 aan btw verschuldigd bent. Ga daarom na of u de KOR kunt toepassen.

Tip:
Is uw verschuldigde btw iets hoger dan de grens van € 1.883, dan kan het lonen om bepaalde kosten/investeringen die gepland waren voor 2017 al in 2016 te doen. De btw die drukt op deze kosten/investeringen zal de verschuldigde btw verlagen, waarmee misschien alsnog recht ontstaat op de KOR. Wees u er wel van bewust dat u hierdoor mogelijk in 2017 niet in aanmerking komt voor de KOR.

Let op!
De KOR kan alleen worden toegepast door natuurlijke personen. Hieronder vallen ook samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen, zoals een maatschap of een vennootschap onder firma.

De Staatssecretaris onderzoekt momenteel of de KOR kan worden vervangen door een facultatieve omzetgerelateerde vrijstelling. Hij heeft de hoop uitgesproken de Tweede Kamer daarover nog in 2016 te informeren.

30. Houd de herzieningstermijn in de gaten
Heeft u in de afgelopen tien jaar een onroerende zaak met btw aangeschaft, let er dan op dat de in aftrek gebrachte btw in het aanschafjaar en de negen opvolgende jaren in bepaalde gevallen moet worden gecorrigeerd. Dit is het geval, als de verhouding van het gebruik van de onroerende zaak voor btw-belaste versus btw-vrijgestelde prestaties is gewijzigd ten opzichte van het gebruik waarvan u uitging op het moment van aanschaf. Dit heeft tot gevolg dat u mogelijk btw moet terugbetalen of terugkrijgt van de Belastingdienst. Deze herzienings-btw geeft u op in de laatste btw-aangifte van het jaar. Uw adviseur kan u hierover meer vertellen.

Let op!
Ook voor roerende zaken waarop wordt afgeschreven of waarop kan worden afgeschreven, geldt een herzieningstermijn. De termijn hiervoor bedraagt echter vier jaar na het jaar van ingebruikname.

31. Verricht uw huurder nog voldoende btw-belaste prestaties?
Verhuurt u een onroerende zaak en heeft u met uw huurder gekozen voor btw-belaste verhuur? Dan moet uw huurder het pand voor ten minste 90% (sommige situaties 70%) voor btw-belaste prestaties gebruiken. Doet hij dat niet meer, dan mag u niet langer btw-belast verhuren aan deze huurder, maar moet u vrijgesteld verhuren. Dit heeft gevolgen voor uw inkoop-btw, bijvoorbeeld op onderhoud, die dan niet langer aftrekbaar is. Bovendien loopt u binnen de herzieningstermijn aan tegen gedeeltelijke herziening van de btw op de aanschaf van de onroerende zaak. Uw huurder is verplicht om u binnen vier weken na afloop van het boekjaar te informeren als hij de onroerende zaak niet ten minste 90% voor btw-belaste prestaties gebruikt.

Let op!
Als de huurder in een jaar niet voldoet aan de voorwaarde dat hij de onroerende zaak voor ten minste 90% btw-belast gebruikt, hoeft u niet in alle gevallen de btw-belaste verhuur met terugwerkende kracht te corrigeren naar vrijgestelde verhuur. Onze adviseurs kunnen u hierover nader informeren.

Tip:
Vraag uw huurder om binnen vier weken na afloop van het boekjaar schriftelijk aan u te verklaren of hij de onroerende zaak ten minste 90% zakelijk gebruikt.

32. Verricht uw koper nog voldoende btw-belaste prestaties?
Heeft u een onroerende zaak verkocht en met de koper geopteerd voor btw-belaste verkoop? Dan geldt het jaar van levering en het daarop volgende jaar als referentieperiode. De koper moet binnen vier weken na afloop van die referentieperiode verklaren of hij de onroerende zaak voor ten minste 90% (sommige situaties 70%) heeft gebruikt voor btw-belaste prestaties. Heeft hij de onroerende zaak voor minder dan 90% voor btw-belaste prestaties gebruikt, dan wordt de levering van de onroerende zaak met terugwerkende kracht alsnog een btw-vrijgestelde levering. Dit heeft btw-gevolgen voor de verkoper en koper. Onze adviseurs kunnen u hierover meer vertellen.

Tip:
Vraag de koper van de met btw geleverde onroerende zaak om binnen vier weken na de referentieperiode te verklaren of het btw-belaste gebruik ten minste 90% is.

33. Vergeet btw privégebruik auto niet in uw laatste btw-aangifte
Voor auto’s van de zaak die ook privé gebruikt worden moet in de laatste btw-aangifte van het jaar btw over het privégebruik betaald worden. Daar staat tegenover dat u door het jaar heen de btw op de aanschaf, eventuele leasekosten, het onderhoud en het gebruik van een zakelijke auto kunt aftrekken, voor zover de auto wordt gebruikt voor belaste omzet.

Voor het btw privégebruik kunt u gebruikmaken van een forfaitaire regeling. Voor de btw-heffing over het privégebruik gaat u dan uit van 2,7% van de catalogusprijs van de auto, inclusief btw en bpm.

Tip:
Voor de auto die vijf jaar (inclusief het jaar van ingebruikneming) in de onderneming is gebruikt en tot uw bedrijfsvermogen hoort, geldt een lager forfait van 1,5%. Heeft u bij de aankoop van de auto geen btw in aftrek gebracht, dan mag u voor de berekening van het privégebruik eveneens uitgaan van 1,5%.

Let op!
U hoeft geen gebruik te maken van de forfaitaire regeling. U mag namelijk ook btw betalen over het werkelijke privégebruik. Dit kan soms voordeliger zijn dan de forfaitaire regeling. U moet dan wel een registratie van de gereden kilometers bijhouden.

naar boven


3. Tips voor de ondernemer in de inkomstenbelasting

34. Profiteer alleen in 2016 nog van zakelijk gebruik huurwoning
Heeft u in 2016 een nieuwe huurwoning betrokken en gebruikt u deze voor meer dan 10% zakelijk? Of bent u in 2016 uw onderneming gestart, huurt u een huurwoning en gebruikt u deze voor meer dan 10% zakelijk? Dan zijn er mogelijkheden om de huur in aftrek te brengen op uw winst, ook als u niet beschikt over een zelfstandige werkruimte. U moet dan wel een correctie aanbrengen ter grootte van het eigenwoningforfait voor ondernemerswoningen.

Of en hoe u in uw situatie van deze mogelijkheid gebruik kunt maken, is afhankelijk van de situatie en uw persoonlijke omstandigheden. Overleg daarover met onze adviseurs.

Tip:
Is de huur aangevangen voor 2016 of bent u uw onderneming voor 2016 gestart, dan kunt u alleen nog een beroep doen op deze mogelijkheid als de aanslagen inkomstenbelasting over het jaar van aanvang huur of start onderneming nog niet onherroepelijk vaststaan.

Let op!
De Staatssecretaris heeft onlangs aangekondigd de wet te wijzigen. Als de Tweede en Eerste Kamer instemmen, zal het daarom met ingang van 1 januari 2017 niet meer mogelijk zijn om deze aftrekpost toe te passen.

35. Vanaf 2017 meer aftrek algemene kosten
De Staatssecretaris heeft aangekondigd het aftrekpercentage van bepaalde gemengde kosten voor IB-ondernemers en resultaatgenieters met ingang van 2017 te verhogen. Dit betekent dat deze kosten vanaf 2017 waarschijnlijk voor een hoger percentage aftrekbaar zijn.

Met zijn aankondiging doelt de Staatssecretaris waarschijnlijk op de volgende in aftrek beperkt kosten en lasten die verband houden met:

  • Voedsel, drank en genotmiddelen,
  • Representatie, waaronder recepties, feestelijke bijeenkomsten en vermaak, en
  • Congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke.

Al jarenlang is in de wet bepaald dat deze kosten tot een bedrag van € 4.500 niet in aftrek komen op de winst. Naar keuze kan de belastingplichtige ook kiezen om in plaats van een niet aftrekbaar bedrag van € 4.500, 26,5% van de genoemde kosten niet in aftrek te brengen. 73,5% van deze kosten is dan wel aftrekbaar.

Met de wetswijziging wil de Staatssecretaris waarschijnlijk het aftrekpercentage van 73,5% verhogen. Hoeveel de verhoging is en of ook het bedrag van € 4.500 mogelijk verlaagd wordt, is nog niet bekend.

Let op!
De hiervoor beschreven aftrekbeperking geldt voor IB-ondernemers en resultaatgenieters. In de vennootschapsbelasting geldt de aftrekbeperking echter ook als er werknemers in dienst zijn. Het bedrag van € 4.500 wordt in dat geval vervangen door 0,4% van het totale belastbare loon van de werknemers als dit tot een hogere uitkomst leidt.

36. Profiteer van de ondernemersfaciliteiten
Om te kunnen profiteren van een aantal aantrekkelijke ondernemersfaciliteiten zoals de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek en de meewerkaftrek, zult u moeten voldoen aan het urencriterium. U moet dan in een jaar minimaal 1.225 uren werken aan, in en voor uw onderneming. Bent u niet alleen ondernemer maar bijvoorbeeld ook werknemer, dan zit er een addertje onder het gras. U moet namelijk meer dan de helft van uw totale werktijd aan uw bedrijf besteden. Vergeet dus niet uw uren te administreren zodat u bij vragen of controle van de Belastingdienst kan aantonen dat u aan het urencriterium voldoet.

Let op!
Voor de MKB-winstvrijstelling hoeft u niet te voldoen aan het urencriterium. Deze vrijstelling vermindert uw belastbare winst uit onderneming na ondernemersaftrekken (zoals bijvoorbeeld de zelfstandigenaftrek) met 14%. Bij een verlies verkleint de mkb-winstvrijstelling dit verlies. De vrijstelling is in dat geval dus nadelig.

37. Spaar voor uw oude dag
U kunt als ondernemer geld opzijzetten binnen uw onderneming voor uw oude dag. Dit geld reserveert u in de oudedagsreserve. Voldoet u aan het urencriterium en had u aan het begin van dit jaar de AOW-leeftijd nog niet bereikt, dan mag u bij voldoende eigen vermogen een deel van de winst toevoegen aan uw oudedagsreserve. Over dit deel betaalt u dan nog geen inkomstenbelasting. Dit jaar bedraagt de toevoeging 9,8% van de winst. Het maximumbedrag bedraagt € 8.774.

Let op!
De oudedagsreserve zorgt voor uitstel van belastingheffing, maar niet voor afstel. Op de opgebouwde reserve rust nog een belastingclaim. Op enig moment, vaak als u stopt met uw onderneming, zult u moeten afrekenen. Overleg daarom met onze adviseurs of toevoegen aan de oudedagsreserve in uw geval raadzaam is.

38. Zet uw stakingwinst om in een lijfrente
Staakt u uw onderneming in 2016? Voorkom dan directe afrekening door de stakingswinst om te zetten in een lijfrente. Doet u dit in 2017, dan is de premie nog aftrekbaar in 2016 mits deze voor 1 juli 2017 is betaald. Op dezelfde wijze is het ook mogelijk om de oudedagsreserve (FOR) om te zetten in een lijfrente.

Tip:
Brengt u uw onderneming in een bv in, dan kunt u de lijfrente ook onderbrengen bij de bv in plaats van bij een bank of verzekeraar. Buiten het voordeel dat u niet hoeft af te rekenen over (een deel van) de stakingswinst, behoudt u dan ook meer werkkapitaal beschikbaar in uw bv. Bespreek met ons de mogelijkheden en voorwaarden.

39. Overweeg een bv
Ga na of de bv-vorm aantrekkelijk voor u is. De oprichting van een bv is tegenwoordig vrij eenvoudig, maatwerk is mogelijk en het storten van minimaal € 18.000 hoeft al jaren niet meer. Of de bv-vorm voor u aantrekkelijk is, hangt af van veel factoren en uw persoonlijke situatie. Het is niet eenvoudig te bepalen vanaf welke winst de bv-vorm fiscaal aantrekkelijker is, omdat dit bijvoorbeeld mede afhankelijk is het salaris dat u moet genieten uit de bv en de wijze waarop u om wilt gaan met de winsten (oppotten of uitkeren). Daarnaast kunnen er ook andere redenen zijn om voor een bv te kiezen. Denk daarbij bijvoorbeeld het beter beschermen van het privévermogen.

Tip:
Overweegt u de bv-vorm, overleg dan met onze adviseurs.

naar boven


4. Tips voor de bv en de dga

40. Stop opbouw pensioen in eigen beheer vanaf 2017
Een dga kan net als een gewone werknemer pensioen opbouwen. Een gewone werknemer moet dat doen bij een professioneel pensioenfonds of verzekeraar. Een dga kan dat echter ook in eigen beheer (bij zijn eigen bv). Als de Tweede en Eerste Kamer straks instemmen met de plannen, is het vanaf 2017 echter niet meer mogelijk om als dga fiscaal vriendelijk pensioen in eigen beheer op te bouwen. Bouwt u nu nog pensioen in eigen beheer op, zorg dan dat u in 2017 niet voor een onaangename fiscale verrassing komt te staan en onderneem dit jaar nog de volgende acties:

  • Laat de ava (algemene vergadering van aandeelhouders) een besluit nemen tot het stoppen van de opbouw van het pensioen in eigen beheer en legt dit tijdig in notulen vast, en;
  • Leg in een overeenkomst met uw bv het stopzetten van de opbouw van het eigenbeheerpensioen vast;
  • Heeft u verzekeringen voor het partnerpensioen afgesloten of is een risicodekking ter afdekking van het overlijdensrisico door de bv afgesloten, pas deze dan aan.

Let op!
Wordt de opbouw van het pensioen in eigen beheer niet stopgezet, dan loopt de opbouw door en is de aanspraak vanaf 1 januari 2017 belast. Zorg daarom dat de opbouw op tijd wordt stopgezet!

41. Win advies in over uw mogelijkheden met uw pensioen in eigen beheer
Naast het stopzetten van het fiscaal vriendelijk opbouwen van pensioen in eigen beheer, biedt de wetgeving vanaf 2017 drie mogelijkheden voor reeds opgebouwd pensioen in eigen beheer:

  • Fiscaal geruisloos afstempelen naar fiscale waarde gevolgd door afkoop met een korting en zonder revisierente;
  • Fiscaal geruisloos afstempelen naar fiscale waarde gevolgd door omzetting in een oudedagsverplichting (OV);
  • Het bevriezen van het bestaande pensioen in eigen beheer.

Afkopen kan in 2017, 2018 en 2019. De korting wordt echter elk jaar lager: van 34,5% in 2017, naar 25% in 2018, tot 19,5% in 2019. De korting wordt toegepast op de fiscale waarde per 31 december 2015. Koopt u af in 2017, dan bent u derhalve loonheffing verschuldigd over 65,5% van de fiscale balanswaarde per 31 december 2015. Het verschil tussen de fiscale waarde per afkoopdatum en per 31 december 2015 wordt voor 100% belast. Het jaar van afkoop is niet van invloed op de revisierente: zowel bij afkoop in 2017, als 2018, als 2019 bent u geen revisierente verschuldigd.

Ook omzetten in een oudedagsverplichting kan in de jaren 2017, 2018 en 2019. Zet u om in een oudedagsverplichting en wilt u alsnog afkopen? Dan is dit in de jaren tot en met 2019 nog mogelijk met de korting en zonder revisierente.

Tip:
Welke keuze u moet maken is niet eenvoudig te bepalen. Ook is niet elke keuze altijd mogelijk, bijvoorbeeld omdat liquide middelen voor afrekening met de Belastingdienst ontbreken of omdat de instemming van een ex-partner nodig is. Overleg met onze adviseurs over uw mogelijkheden en de voor- en nadelen van de mogelijke keuzes in uw persoonlijke situatie.

42. Overdracht extern verzekerd pensioendeel naar eigen beheer alleen in 2016 nog mogelijk
Heeft u ook nog een deel van uw pensioen extern bij een verzekeringsmaatschappij verzekerd, dan kan dit alleen in 2016 nog worden overgedragen naar uw pensioen in eigen beheer. Dit kan aantrekkelijk zijn als u het pensioen in eigen beheer wilt afkopen of wilt omzetten in een oudedagsverplichting.

Overleg met onze adviseurs of het terughalen van extern verzekerd pensioen in uw geval raadzaam is. Neem daarbij ook uw oorspronkelijke afwegingen om het pensioen extern te verzekeren in ogenschouw. Houd er bovendien rekening mee dat bij afkoop de korting niet kan worden toegepast op dit deel van het pensioen, omdat dit op 31 december 2015 nog niet in eigen beheer verzekerd was.

Tip:
Zorg dat uw verzoek tot overdracht naar eigen beheer uiterlijk 31 december 2016 door de externe verzekeraar ontvangen is. Alleen dan kunt u het extern verzekerde pensioenkapitaal nog naar eigen beheer halen.

43. Treed in overleg met uw (ex)partner over uw pensioen in eigen beheer
Als u uw pensioen in eigen beheer wilt afstempelen, afkopen en/of wilt omzetten zal uw (ex-)partner moeten instemmen omdat deze handelingen ook gevolgen hebben voor zijn/haar pensioenrechten. Houd hier rekening mee als u nadenkt over uw pensioen in eigen beheer en treed in overleg met uw (ex)partner.

44. Eindelijk weer dividend uitkeren na afkoop of omzetting pensioen in eigen beheer?
Vanwege het pensioen in eigen beheer, kan in veel gevallen op dit moment geen dividend uitgekeerd worden. Door afkoop of omzetting van het pensioen in eigen beheer zal het eigen vermogen van de bv verbeteren. De mogelijkheid om dividend uit te keren neemt daarmee toe. Bovendien bestaat er dan geen risico meer dat de dividenduitkering wordt aangemerkt als een pensioenafkoop met daarbij behorende enorme belastingaanslagen.

Let op!
Alvorens u dividend uit kunt keren zal de algemene vergadering (van aandeelhouders) eerst moeten vaststellen of het eigen vermogen ook na de uitkering groter is dan de wettelijke en statutaire reserves (balanstest). Hierna moet het bestuur nog goedkeuring geven. Deze goedkeuring kan niet worden gegeven als het bestuur weet of redelijkerwijs behoort te voorzien dat de bv na uitkering niet zal kunnen blijven voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden (uitkeringstoets).

45. Minder vennootschapsbelasting vanaf 2018
U heeft er dit jaar nog niets aan maar het is wel een goed vooruitzicht. De vennootschapsbelasting wordt vanaf 2018 namelijk verminderd door een stapsgewijze verlenging van de eerste tariefschijf (20%). In 2018 wordt de eerste tariefschijf verlengd van € 200.000 naar € 250.000, in 2020 van € 250.000 naar € 300.000 en in 2021 van € 300.000 naar € 350.000.

46. Voorkom belastingrente: verzoek om een voorlopige aanslag
Met betrekking tot uw aanslag vennootschapsbelasting 2015 rekent de Belastingdienst vanaf 1 juli 2016 een rente van 8%! Voorkom dat u deze hoge rente verschuldigd wordt en controleer of uw voorlopige aanslag juist is. Is deze te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan.

Tip:
Vraag ook om een lagere voorlopige aanslag als uw voorlopige aanslag te hoog is. In tegenstelling tot vroeger kunt u niet meer “sparen” bij de Belastingdienst. De Belastingdienst vergoedt namelijk over het algemeen geen rente meer over een te hoge aanslag.

47. Houd rekening met nexusbenadering en toegangscriteria in de innovatiebox
Door de innovatiebox kan het effectieve belastingtarief in de vennootschapsbelasting op winst uit innovatieve activiteiten worden verlaagd. Vanaf 2017 worden de nexusbenadering en toegangscriteria in de innovatiebox geïntroduceerd. De nexusbenadering betekent dat een deel van de voordelen uit innovatieve activiteiten niet in aanmerking komt voor de innovatiebox, als een gedeelte van de uitgaven verband houdt met het uitbesteden van speur- en ontwikkelingswerk aan verbonden lichaam. Het toegangsticket voor de innovatiebox wordt de S&O-verklaring. Bij een nettogroepsomzet van meer dan € 50 miljoen per jaar (€ 250 miljoen in vijf jaar) of brutovoordelen uit innovatieve activa van meer dan € 7,5 miljoen per jaar (€ 37,5 miljoen in vijf jaar), moet vanaf 2017 naast de S&O-verklaring een tweede toegangsticket worden overlegd (denk hierbij aan een octrooi, naar hun aard met octrooien vergelijkbare rechten als utility models, kwekersrechten etcetera).

48. Strengere voorwaarden VBI
In een VBI (een vrijgestelde beleggingsinstelling) zijn de beleggingsresultaten van beleggingen onder voorwaarden vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Tot 20 september 2016 15.15 uur kon overtollig vermogen uit een bv fiscaal geruisloos worden afgesplitst naar een VBI. Vanaf die datum kan dit niet meer en moet in box 2 worden afgerekend over de positieve aanmerkelijkbelangclaim.

Tip:
Indien het verzoek om de VBI-status te verlenen voor 20 september 2016 15.15 uur bij de Belastingdienst is ingediend, kunt u nog geruisloos afsplitsen. Ditzelfde geldt als voor die datum al vooroverleg of daaropvolgende correspondentie met de Belastingdienst heeft plaatsgevonden over de VBI-status.

Daarnaast wordt voortaan box 3-vermogen dat wordt ondergebracht in een VBI maar binnen 18 maanden weer terugkomt in box 3, gedurende al die tijd zowel in box 2 als box 3 belast.

Tip:
De belastingplichtige die aannemelijk maakt dat het vermogen om zakelijke reden binnen 18 maanden weer naar box 3 gehaald is, kan dubbele heffing (in box 2 en 3) voorkomen.

Tenslotte wordt het forfaitair rendement uit een VBI vanaf 2017 gelijk aan het hoogste rendement in box 3 (in 2017 5,39%).

49. Lager gebruikelijk loon voor innovatieve startups
Wordt u voor toepassing van de S&O-afdrachtvermindering in 2017 als starter aangemerkt? Dan kunt u het gebruikelijk loon vanaf 2017 vaststellen op het wettelijk minimumloon. Deze maatregel geldt in beginsel tot 1 januari 2022, maar kan eventueel verlengd worden.

Tip:
Ook in 2016 kunt u waarschijnlijk al een lager gebruikelijk loon vaststellen. Wilt u hierover zekerheid, dien dan een verzoek in bij de Belastingdienst.

50. Lager gebruikelijk loon voor andere dga’s
Ook dga’s die niet als dga van een innovatieve startup worden aangemerkt, kunnen het gebruikelijk loon onder voorwaarden lager vaststellen dan € 44.000. Er geldt namelijk een tegenbewijsregeling voor de hoofdregel dat het loon van een dga het hoogste van de volgende bedragen bedraagt:

  • 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
  • het hoogste loon van de overige werknemers van de bv of daarmee verbonden vennootschappen (lichamen);
  • € 44.000.

Let op!
Om het loon lager dan € 44.000 vast te stellen, moet u aannemelijk maken dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan € 44.000. Lukt dat niet dan bedraagt het gebruikelijk loon altijd minimaal € 44.000.

51. Leent u zakelijk van en aan uw bv?
De leningsovereenkomsten die u sluit met uw bv, moeten zakelijk zijn. Een lening is over het algemeen zakelijk als ook een onafhankelijke derde een dergelijke lening onder dezelfde voorwaarden en omstandigheden zou aangaan of verstrekken. Dit betekent dat de lening in ieder geval zakelijke voorwaarden moet bevatten. Of een leningsovereenkomst zakelijk is, zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden en is geheel afhankelijk van de individuele feiten en omstandigheden. Een aantal aandachtspunten dat in ieder geval van belang is: schriftelijke vastlegging van de leningsovereenkomst met daarin een aflossingsschema, een terugbetalingsverplichting, zakelijke afspraken over de gevolgen wanneer u of de bv zich niet aan de afspraken houdt of kan houden, zekerheden en uiteraard een zakelijke rente.

Tip:
Overleg met onze adviseurs of uw leningsovereenkomsten zakelijk zijn en wat de fiscale gevolgen kunnen zijn.

naar boven


5. Tips voor werkgevers

52. Nieuw loonkostenvoordeel voor lage lonen
Vanaf 2017 krijgen werkgevers die werknemers in dienst hebben met een loon tussen 100% en 125% van het wettelijke minimumloon (WML), een nieuwe tegemoetkoming: het lageinkomensvoordeel (LIV). Voor de LIV gelden de volgende voorwaarden:

  • Het gemiddelde uurloon van de werknemer bedraagt minimaal 100% en maximaal 125% van het WML voor een 23-jarige of ouder.
  • Er is sprake van een substantiële baan (minimaal 1248 verloonde uren per kalenderjaar).
  • De werknemer heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt.

Het LIV is ook van toepassing op werknemers jonger dan 23. Zij moeten dan echter wel een gemiddeld uurloon hebben van minimaal 100% en maximaal 125% van het WML voor een 23-jarige of ouder .

Tip:
U hoeft geen apart verzoek te doen voor het LIV. Het LIV wordt automatisch vastgesteld aan de hand van de in uw loonaangifte aanwezige gegevens.

Het LIV wordt vormgegeven als een vast bedrag per verloond uur met een vast bedrag als jaarmaximum, volgens de volgende tabel.

Hoogte loonGemiddelde uurloon 100% tot 110% van het WMLGemiddelde uurloon 110% tot 125% van het WML
Vast bedrag per verloond uur€ 1,01 per uur€ 0,51 per uur
Maximale hoogte LIV€ 2.000 per jaar€ 1.000 per jaar

Let op!
Het LIV geldt al vanaf 2017 maar wordt uiteindelijk pas na 1 augustus 2018 aan de werkgever uitgekeerd. Houd er dus rekening mee dat u het loonkostenvoordeel 2017 pas in de tweede helft van 2018 daadwerkelijk ontvangt.

53. Benut uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling
Benut ook dit jaar uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling:

  • Beoordeel uw nog resterende vrije ruimte (1,2% van de totale fiscale loonsom). Het is niet mogelijk om de vrije ruimte die in 2016 over is, door te schuiven naar 2017. Maar als u vrije ruimte over heeft, kunt u wel uw werknemers dit jaar nog een aantal belastingvrije vergoedingen of verstrekkingen geven.
  • Houd hierbij rekening met het gebruikelijkheidscriterium. Dit is een lastig criterium dat inhoudt dat uw vergoedingen en verstrekkingen niet in de vrije ruimte kunnen worden ondergebracht als deze onderbrenging op zichzelf ongebruikelijk is en/of de omvang van de vergoeding/verstrekking ongebruikelijk is. Ongebruikelijk betekent in dit verband: een afwijking van 30% of meer.
  • Maak gebruik van de doelmatigheidsmarge van € 2.400 per persoon per jaar. Tot dit bedrag beschouwt de Belastingdienst de vergoedingen/verstrekkingen in ieder geval als gebruikelijk.
  • Maak gebruik van de collectieve vrije ruimte binnen de concernregeling. Houd hierbij rekening dat de concernregeling alleen geldt voor bv’s, nv’s en stichtingen en dat een belang van minimaal 95% vereist is.

54. Vier kerst dit jaar WKR-optimaal met uw personeel
Geef bij dreigende overschrijding van de vrije ruimte in plaats van een kerstpakket eens een nieuwjaarsgeschenk. Of vervang de kerstborrel buiten de deur door een nieuwjaarsborrel buiten de deur. En het bedrijfsfeestje is misschien begin 2017 net zo gezellig als eind 2016. Omdat deze verstrekkingen dan in 2017 plaatsvinden, komen ze ook ten laste van de vrije ruimte in 2017.

Let op!
Bedenk wel dat schuiven alleen zin heeft als u ook in 2017 niet met dezelfde dreigende overschrijding van de vrije ruimte te maken krijgt.

Denk ook eens na over het anders inrichten van bepaalde vergoedingen of verstrekkingen. De kerstborrel buiten de deur is met wat aankleding misschien wel net zo gezellig in uw bedrijfspand. Dit is aantrekkelijk omdat de kerstborrel buiten de deur bij aanwijzing ten laste van de vrije ruimte komt, terwijl de borrel binnenshuis op nihil is gewaardeerd.

Let op!
Gaat de borrel binnenshuis gepaard met een maaltijd, dan komt voor de maaltijd wel het forfaitaire bedrag van € 3,25 per werknemer ten laste van de vrije ruimte. Dit is echter altijd beduidend minder dan de werkelijke waarde van een maaltijd buiten de deur die anders ten laste van uw vrije ruimte was gekomen.

55. Inhoudingsverbod minimumloon vanaf 2017
Vanaf 1 januari 2017 mag u geen bedragen meer inhouden op het loon van uw werknemer als u hierdoor minder dan het minimumloon uitbetaalt. Ditzelfde geldt voor het verrekenen van vorderingen met het loon. Er geldt een uitzondering voor verplichte inhoudingen zoals loonheffing en pensioenpremies. Onder voorwaarden is daarnaast een uitzondering mogelijk voor huisvestingskosten en kosten voor een zorgverzekering.

Tip:
Beoordeel of u door het inhoudingsverbod mogelijk bepaalde bedragen, zoals studiekosten en boetes, niet meer kan inhouden en onderneem hiervoor tijdig actie.

56. Zorg tijdig voor een nieuwe garantieverklaring WGA
Bent u eigenrisicodrager voor de WGA, dan geldt dit in 2016 alleen voor werknemer met een vast dienstverband. Vanaf 2017 komen daar flexwerkers bij. Wilt u ook in 2017 eigenrisicodrager blijven, dan moet u een nieuwe garantieverklaring aanvragen die betrekking heeft op zowel werknemers met een vast dienstverband als op flexwerkers.

Tip:
Zorg dat de garantieverklaring uiterlijk 31 december 2016 door de Belastingdienst ontvangen is. Alleen dan kunt u eigenrisicodrager blijven in 2017.

naar boven


6. Tips voor de automobilist

57. Houd rekening met de nieuwe bijtelling vanaf 2017
Per 1 januari 2017 wordt de standaardbijtelling voor de auto van de zaak verlaagd van 25% naar 22% van de cataloguswaarde (inclusief btw en BPM). Alleen voor auto’s die geen CO2 uitstoten, geldt vanaf volgend jaar nog een lagere bijtelling van 4% van de cataloguswaarde (inclusief btw en BPM).

De percentages gelden alleen voor nieuwe auto’s. Dat wil zeggen: auto’s met een datum eerste toelating op de weg vanaf 1 januari 2017. Voor auto’s met een eerste toelating op de weg van voor die tijd, gelden andere percentages.

Let op!
Valt uw auto op dit moment in de bijtelling van 25%? Dan blijft dit ook in 2017 zo. Ook na 60 maanden valt deze auto niet terug naar een bijtelling van 22%!

58. Koop (zeer) zuinige auto nog in 2016
Wilt u in een milieuvriendelijke nieuwe auto van de zaak gaan rijden? Schaf deze auto dan dit jaar nog aan. Voor auto’s met een eerste toelating op de weg in 2016 met een CO2-uitstoot groter dan 0 maar niet groter dan 50 gr/km, geldt gedurende 60 maanden een bijtelling van 15%. Heeft dezelfde auto een eerste toelating op de weg in 2017, dan bedraagt de bijtelling 22%.

Tip:
Wilt u een dergelijke zeer zuinige auto aanschaffen, dan bedraagt de bijtelling 7% minder als deze auto nog in 2016 voor het eerst op de weg wordt toegelaten. Overweeg daarom om een zeer zuinige auto nog dit jaar aan te schaffen.

Voor zuinige auto’s (CO2-uitstoot groter dan 50 gr/km maar niet groter dan 106 gr/km) is het verschil tussen eerste toelating op de weg 2016 (21% bijtelling) en 2017 (22% bijtelling) minder groot en slechts 1%.

Let op!
De bijtelling voor de zeer zuinige en zuinige auto met eerste toelating op de weg in 2016 geldt gedurende 60 maanden. Houd er rekening mee dat na deze 60 maanden deze auto’s allebei terugvallen naar een bijtelling van 25%!

59. Koop minder zuinige auto pas in 2017
Voor een auto van de zaak met eerste toelating op de weg in 2016 met een CO2-uitstoot groter dan 106 gr/km, geldt momenteel een bijtelling van 25%. Heeft dezelfde auto een eerste toelating op de weg in 2017 (of later), dan bedraagt de bijtelling 22%. Wilt u een dergelijke minder zuinige auto aanschaffen, dan scheelt het jaarlijks 3% bijtelling als de auto een eerste toelating op de weg heeft in 2017.

Tip:
Overweeg om een minder zuinige auto pas volgend jaar aan te schaffen.

60. Houd rekening met verval lage bijtelling na 60 maanden
Een lagere bijtelling dan 25% geldt gedurende een termijn van maximaal 60 maanden. Heeft u een auto van de zaak met een lagere bijtelling die op kenteken is gezet in 2012, houd er dan rekening mee dat in deze lagere bijtelling in 2017 verloopt. Vanaf dat moment geldt voor die auto een bijtelling van 25% (en dus geen 22%)!

Tip:
Het verval van de lage bijtelling na 60 maanden geldt voor alle auto’s. Dus ook de auto die nu nog een 0% bijtelling kent zal na 60 maanden terugvallen naar een bijtelling van 25%!

61. Vergeet geen milieu-investeringsaftrek aan te vragen voor uw milieuvriendelijke auto
Schaft u nog in 2016 een milieuvriendelijke auto aan, dan komt u mogelijk in aanmerking voor de milieu-investeringsaftrek (MIA). De MIA geldt voor een waterstofpersonenauto met een CO2-uitstoot van 0 gr/km, voor de elektrische auto’s met een CO2-uitstoot van 0 gr/km en voor de plugin-hybride met een CO2-uitstoot van maximaal 30 gr/km (niet zijnde een dieselauto). Er gelden verschillende aftrekpercentages en er zijn maxima gesteld aan de in aanmerking te nemen investeringsbedragen.

Soort autoMIA %Maximaal in aanmerking
te nemen investeringsbedrag
Waterstofpersonenauto
(CO2-uitstoot = 0)
36%€ 50.000
Elektrische auto
(CO2-uitstoot = 0)
36%€ 50.000
Plug-in hybride
(CO2-uitstoot maximaal 30)
27%€ 35.000

Let op!
Om in aanmerking te komen voor de MIA, moet u uw investering binnen drie maanden nadat u de investeringsverplichting bent aangegaan melden bij RVO.nl. Bent u te laat, dan komt u niet meer in aanmerking voor de aftrek!

Het is nog niet bekend of de MIA ook in 2017 geldt voor de milieuvriendelijke auto, omdat pas eind 2016 de nieuwe milieulijsten voor de MIA 2017 bekend worden gemaakt.

Tip:
Wordt uw auto pas in 2017 geleverd maar bent u in 2016 de investeringsverplichting al aangegaan, meld uw investering dan binnen drie maanden na aangaan van de investeringsverplichting bij RVO.nl. Uw auto maakt dan nog gebruik van de MIA 2016. Meldt u zich te laat, dan komt u niet meer in aanmerking voor de MIA, ook niet voor de MIA 2017!

Ook voor de oplaadpaal van de elektrische auto op eigen terrein en voor eigen gebruik geldt in 2016 nog de MIA. Het aftrekpercentage voor de oplaadpaal bedraagt 36%. Daarnaast mag op deze laadpaal voor 75% willekeurig afgeschreven worden (VAMIL). Laadpalen waarvan de investeringskosten minder dan € 2.500 bedragen, komen niet in aanmerking voor de MIA/VAMIL, tenzij deze samen met de elektrische auto worden aangemeld.

62. Minder motorrijtuigenbelasting in 2017
De tarieven in de motorrijtuigenbelasting voor personenauto’s gaan per 1 januari 2017 met 2,7% omlaag. Voor plug-in hybride auto’s (CO2-uitstoot van 1-50 gr/km) blijft de MRB (net als nu) de helft van het reguliere tarief en nul-emissieauto’s blijven volledig vrijgesteld van MRB.
naar boven


7. Tips voor de woningeigenaar

63. Wacht met schenken voor de eigen woning tot 2017
Per 1 januari 2017 wordt de schenkingsvrijstelling voor de eigen woning verhoogd naar € 100.000. Wacht daarom nog even als u wilt schenken voor de eigen woning.

De beperking dat de schenking moet zijn gedaan van een ouder aan een kind, komt per 1 januari 2017 ook te vervallen. Hierdoor kan er ook buiten de gezinssituatie gebruik worden gemaakt van de vrijstelling. Wel blijft de beperking van kracht dat de begunstigde tussen 18 en 40 jaar moet zijn. Degene die de schenking ontvangt, moet deze gebruiken voor de eigen woning. Het gaat om de verwerving of verbouwing van een eigen woning, de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot die woning en de aflossing van de eigenwoningschuld of de restschuld na verkoop van de eigen woning.

Let op!
De verhoogde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning is eenmalig. De verkrijger kan hier maar eenmaal per schenker gebruik van maken. Heeft u als schenker ten aanzien van dezelfde verkrijger in 2010 tot en met 2014 al gebruik gemaakt van de toenmalige verhoogde schenkingsvrijstelling, dan is dit vanaf 2017 niet meer mogelijk. Heeft u in 2015 of 2016 eenmalig een bedrag voor de eigen woning onder de verhoogde schenkingsvrijstelling geschonken (maximaal € 52.752 respectievelijk € 53.016) aan uw zoon of dochter, dan mag u dit bedrag in 2017 of 2018 nog aanvullen tot € 100.000.

64. Of schenk in 2016 nog en verhoog uw schenkingsvrijstelling in 2017
Is voor het jaar 2010 al gebruik gemaakt van de toenmalige verhoogde schenkingsvrijstelling? Wacht dan niet met schenken tot 2017. Een schenking in 2016 kan de vrijstelling in 2017 namelijk behoorlijk verhogen.

In de jaren voor 2010 was het bedrag van de schenkingsvrijstelling maar ongeveer de helft van het huidige bedrag. Om die reden kan vanaf 2010 nogmaals een beroep op de verhoogde vrijstelling worden gedaan tot een bedrag van € 27.570 (bedrag 2016). Is hiervan tot en met 2016 geen gebruik gemaakt, dan bedraagt de vrijstelling vanaf 2017 nog maar € 27.517. Is echter in de jaren 2015 of 2016 wel een beroep hierop gedaan, dan kan in 2017 of 2018 nog gebruik worden gemaakt van een vrijstelling van € 46.984!

Tip:
Ingewikkeld: ja, maar zo heeft de wetgever het nu eenmaal bedacht. Onthoud echter de belangrijkste conclusie dat schenking in 2016 voor een totale nog te gebruiken vrijstelling van € 74.554 zorgt, terwijl schenking in 2017 nog maar een totale vrijstelling van € 27.517 oplevert. Overleg daarom met onze adviseurs over uw schenkingsplanning.

65. Gebruik schenkingsvrijstelling van € 100.000 al in 2016 door te lenen
Als u het één en ander juist vormgeeft, kan ook in 2016 al gebruik worden gemaakt van de vrijstelling van € 100.000. De schenkingsvrijstelling geldt namelijk niet alleen voor de aankoop van een eigen woning maar ook voor de aflossing van een eigenwoningschuld. Door nu in 2016 een bedrag van € 100.000 te lenen voor de eigen woning, kan ditzelfde bedrag in 2017 of later vrijgesteld geschonken worden ter aflossing van de lening.

Let op!
De lening moet wel kunnen worden aangemerkt als een eigenwoningschuld. Hiervoor gelden stringente voorwaarden waaronder dat de lening ten minste annuïtair in maximaal 30 jaar moet worden afgelost. Voldoet de lening niet aan de gestelde voorwaarden, dan bestaat geen recht op renteaftrek. Vanaf 2017 kan op dat moment ook geen beroep gedaan worden op de schenkingsvrijstelling van € 100.000. Laat u hier dus goed over adviseren.

66. Combineer schenken en lenen voor eigen woning
U kunt ook in 2016 al gebruik maken van de hoge vrijstelling van € 100.000 door in 2016 tot een bedrag van € 53.016 een schenking te doen onder de huidige verhoogde schenkingsvrijstelling en daarnaast een lening voor de eigen woning te verstrekken tot een bedrag van € 46.984. In 2017 of 2018 kan dan een zelfde bedrag vrijgesteld geschonken worden ter aflossing van de lening.

Tip:
Bij deze route kan het bedrag van de lening vanaf 2019 niet meer vrijgesteld geschonken worden. Overleg daarom met onze adviseurs of deze schenkingplanning in uw situatie het meest ideaal is.

67. Spreid de schenking over drie jaren en voorkom boeterente
Vanaf 2017 is het ook mogelijk om de hoge schenkingsvrijstelling van € 100.000 te gebruiken voor een schenking die u spreidt over drie achtereenvolgende jaren. Als de ontvanger van de schenker deze gebruikt voor aflossing van de eigenwoningschuld, kan hierdoor de boeterente misschien (deels) worden voorkomen.

68. Los uw geringe hypotheekschuld af
Als u geen hypotheekrente in aftrek brengt, hoeft u ook geen eigenwoningforfait bij te tellen. Om die reden kan het verstandig zijn om een lage hypotheekschuld af te lossen. Bijkomend voordeel is dat hiermee ook uw box 3-vermogen lager wordt en u dus ook minder belasting in box 3 betaalt. Uiteraard moet u dan wel zorgen dat u uiterlijk 31 december 2016 aflost.

Let op!
Laat de voorkoming van het eigenwoningforfait en de verlaging van de belasting in box 3 geen doel op zich zijn. Bedenk daarom vooraf of u mogelijk op een later moment geen ander bestedingsdoel heeft voor het voor de aflossing gebruikte box 3-vermogen.

69. Restschuld na verkoop? Rente is aftrekbaar
Verkoopt u uw woning en blijft u met een restschuld zitten, dan kunt u voorlopig de rente op deze restschuld nog in aftrek brengen. De regeling geldt voor rente die u betaalt op een restschuld die is ontstaan tussen 29 oktober 2012 en 31 december 2017. De maximale periode voor aftrek van rente op restschulden bedraagt vijftien jaar.

Tip:
Ontvangt u een schenking voor de eigen woning, dan mag u dit bedrag ook gebruiken om de restschuld mee af te lossen.

70. Onderzoek rentemiddeling
Rentemiddeling biedt een mogelijkheid om tegen een lagere hypotheekrente te lenen zonder dat ineens de boeterente vanwege vervroegd aflossen betaald hoeft te worden. Bij rentemiddeling wordt de boeterente namelijk niet ineens verschuldigd, maar uitgesmeerd over de nieuwe rentevastperiode. Hiermee wordt een lagere hypotheekrente ineens bereikbaar voor een veel grotere groep. Onderzoek daarom of in uw situatie rentemiddeling een mogelijkheid is.

71. Dubbele woonlasten? Maak gebruik van de verhuisregelingen
Staat uw voormalige, leegstaande woning te koop of bent u nog niet verhuisd maar heeft u al wel een nieuwe woning aangeschaft, dan heeft u gedurende het jaar waarin de woning leeg kwam te staan en de drie jaren daarna renteaftrek voor beide woningen.

Staat uw voormalige eigen woning na de verhuur weer leeg, dan heeft u wederom recht op hypotheekrenteaftrek tot het einde van dezelfde driejaarstermijn van de verhuisregeling.

Let op!
Eindigt de verhuurperiode van uw woning na deze driejaarstermijn, dan gaat uw woning bij aanvang van de verhuurperiode definitief over naar box 3.

72. Betaal hypotheekrente vooruit
Valt uw inkomen in 2017 in een lager tarief dan in 2016 en/of wilt u uw box 3-vermogen verlagen, dan is het mogelijk financieel aantrekkelijk om in 2016 uw hypotheekrente vooruit te betalen. Uw hypotheekrente wordt in 2016 dan nog afgetrokken tegen het hogere tarief en uw box 3-vermogen per 1 januari 2017 zal lager zijn.

Let op!
U mag maximaal de in 2016 vooruitbetaalde hypotheekrente van het eerste halfjaar van 2017 in 2016 in aftrek brengen.

73. Plan verkoop eigen woning slim rondom de jaarwisseling
Verkoopt u uw eigen woning, dan kan het financieel nadelig zijn wanneer de overdracht bij de notaris voor 1 januari 2017 plaatsvindt. Als u de ontvangen koopsom namelijk niet direct gebruikt voor de aankoop van een nieuwe eigen woning, valt deze per 1 januari 2017 in box 3. U kunt de belastingheffing in box 3 eenvoudig voorkomen door de overdracht te verplaatsen naar bijvoorbeeld 2 januari 2017.

Tip:
Plan de overdracht van uw eigen woning bij de notaris slim en bespaar box 3-heffing.

Draagt u uw eigen woning bij de notaris over voor 1 januari 2017 en wendt u de ontvangen koopsom nog voor 1 januari 2017 aan voor de koop van een nieuwe eigen woning bij de notaris? Dan valt de ontvangen koopsom niet in box 3.

74. Plan koop eigen woning slim rondom de jaarwisseling
Koopt u een eigen woning en betaalt u deze aankoop (gedeeltelijk) met eigen geld? Dan kan het financieel nadelig zijn wanneer de overdracht bij de notaris na 1 januari 2017 plaatsvindt. Het eigen geld behoort dan namelijk per 1 januari 2017 nog tot uw vermogen in box 3. U kunt de belastingheffing in box 3 eenvoudig voorkomen door de overdracht te verplaatsen naar bijvoorbeeld 30 december 2016.

Let op!
Het schuiven met de datum is niet altijd eenvoudig omdat uw verkoper mogelijk een tegenovergesteld belang heeft.

naar boven


Tot slot
Heeft u naar aanleiding van deze nieuwsbrief nog vragen, neem dan gerust contact met ons op.

Disclaimer
Bij de samenstelling van de Eindejaarstips 2016 is naar uiterste betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. Onze organisatie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen hiervan. Verschijningsdatum eerste versie: 31 oktober 2016.

naar boven